- clair
- clair1 [kler]〈m.〉1 lichte partij 〈op schilderij〉2 dunne plek 〈in een kous of stof〉♦voorbeelden:2 les clairs d'une tapisserie • de lichte gedeelten van een (wand)tapijt¶ clair de lune • maneschijnse détacher en clair sur • duidelijk afsteken tegenêtre au clair sur qc. • een duidelijk idee van iets hebbenmettre ses notes au clair • zijn aantekeningen uitwerkentirer au clair • 〈vloeistof〉klaren, filtreren〈figuurlijk〉 tirer une affaire au clair • een zaak tot klaarheid brengen, ophelderenle plus clair • het grootste gedeeltemessage en clair • niet gecodeerd berichten clair, cela ne l'intéresse pas • om duidelijk te zijn, het interesseert hem niet————————clair2 [kler]〈bijvoeglijk naamwoord〉1 helder ⇒ klaar, duidelijk ⇒ 〈m.b.t. weer ook〉 onbewolkt2 licht 〈van kleur〉 ⇒ helder, fris3 duidelijk ⇒ gemakkelijk te begrijpen, helder4 helder ⇒ transparant, zuiver5 dun 〈van textiel, vloeistof enz.〉 ⇒ doorzichtig 〈van stof〉6 helder 〈van geest, verstand〉♦voorbeelden:2 bleu clair • lichtblauw3 cette affaire n'est pas claire • er zit een luchtje aan die zaakopposer un refus clair et net • vierkant weigerenclair comme deux et deux font quatre • zo klaar als een klontje→ eau4 son affaire est claire • zijn, haar lot is bezegeld5 chevelure claire • dunne haardoslait clair • wei6 avoir l'esprit clair • een helder verstand hebben————————clair3 [kler]〈bijwoord〉1 duidelijk ⇒ helder2 dun♦voorbeelden:1 il fait clair • het is (klaarlichte) dagparler clair • duidelijk spreken; 〈figuurlijk〉zeggen waar het op staat〈figuurlijk〉 essayons d'y voir clair • laten we proberen het te begrijpenje vois clair dans son jeu • ik heb hem, zijn spel door1. m1) lichte partij [schilderij]2) dunne plek [stof]2. adj1) duidelijk, helder2) onbewolkt3) licht [kleur]4) dun5) helder [verstand]3. adv1) duidelijk2) dun
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.